editie 48 / september 2016

De tovenaars van Luxemburg

een reisverslag van Kees Holierhoek zoals gepubliceerd in het verenigingsblad van het Netwerk Scenarioschrijvers/VSenV ter herdenking van een historische bustocht heen en weer naar Luxemburg alwaar de discussie over de grenzen van het leenrecht op internationaal niveau werd voortgezet

De tovenaars van Luxemburg

Terwijl iedereen uit eerbied ging staan, kwamen de vijf tovenaars en een advocaatgeneraal via een kleine achterdeur in een enorme achterwand in hun toga’s de machtig hoge dome binnensloffen. Met zijn zessen overzagen zij een enorme ruimte waarin wij, eenvoudige busreizigers uit Nederland, geheel in het niet dreigden te verdwijnen vergeleken met de twee-, driehonderd studenten die ook weleens wilden zien hoe rijk in Europa de topfuncties in de rechterlijke macht gekleed gaan.

Ik hoorde iemand van de Stichting Leenrecht lachend roepen: ‘En dat komt allemaal door mij!’ Hij wist dat het niet waar was, maar had voor precies 70% gelijk.

Wij schrijven 2016 en wij zijn zojuist binnengekomen in het Hof van Justitie in Luxemburg waar we nog maar net op tijd arriveerden om tussen twee enorme torens dóór het heilige der heiligen te betreden. Vergis je niet: hier tovert men met de tijd zelf. Hier vervangt een gering aantal rechters de ene juridische werkelijkheid door de andere bij handomdraai, en dat zelfs met terugwerkende kracht, en daarom wordt dat alles in de literatuur ook wel het enige nog werkzame retro-mirakel genoemd. Als het moet, gaan ze terug in de tijd door alles en ook werkelijk alles achteruit te duwen.

Ik kan het iedereen aanbevelen: met de bus naar de stad Luxemburg in het land Luxemburg. Door een reis die vaak meer dan vijf uur heen en vijf uur terug kan duren, leer je elkaar heel goed kennen. En dan moet je ook nog terug…

Ik constateerde tot mijn verbazing dat er geen uitgevers en uitgeversvriendjes in de bus zaten. Door een kennelijk strenge ingangscontrole bleef het gezelschap beperkt tot zo’n twintig bestuurders van bibliotheken die graag digitale teksten en tvseries en films uit wilden lenen en ongeveer evenveel vertegenwoordigers van schrijvers die wisten waar hun belangen lagen en verder ongeveer hetzelfde wilden.

Tot nog toe was het uitsluitend aan God en enkele beruchte dictators gegeven de geschiedenis met terugwerkende kracht naar eigen inzicht alsnog gestalte te geven. Recent was ik tot de ontdekking gekomen dat vanuit het Europees Hof van Justitie in Luxemburg al vele keren aan de tijd geknutseld was. Niet iedereen was dat opgevallen. Ging er een jaar zonder geknutsel voorbij, dan schrok menigeen zich alsnog wild als er met terugwerkende kracht toch weer een nieuwe aanvullende interpretatie van een onderdeel van een Europese Richtlijn werd gepubliceerd.

Wij, busreizigers, waren op pad gegaan vanwege het leenrecht. De vraag was: valt e-lending (digitale uitleen) onder de wettelijke regels van het leenrecht of niet? Als het daarbij zou blijven, dan viel het nogal mee, maar bij sommige andere exploitatievormen doemden werkelijk revolutionaire vergezichten op. Het werd opeens een zaak van uiterste urgentie om te zien waar die Europese wondermacht was gevestigd en of dat wel helemaal legaal was gebeurd.

Want nog iets anders: uitspraken van het Hof hadden de onmiskenbare neiging ongunstig voor uitgevers en producenten uit te vallen, zo gauw er sprake was van een overheidsingrijpen ter beknotting van de wettelijke bevoegdheden van de maker(s). De compensatie van daardoor gederfde inkomsten zou – zo riepen de Luxemburgse tovenaars in koor – dan ook alleen bij de makers terecht moeten komen. Niet bij exploitanten, dus niet bij uitgevers en producenten.

Kortom, op de terugweg in de bus heerste overwegend een positieve stemming die gemeten kon worden aan de kracht waarmee vertegenwoordigers van schrijvers liederen aan begonnen te heffen en op stopplaatsen aan de snelheid waarmee er naar de toiletten werd gerend.

Eerst nu het advies van de advocaatgeneraal lezen. En dan zullen we het gaan merken.

KH