editie 47 / februari 2016

Een woord van de voorzitter

Op 27 januari 2016 sprak de Amsterdamse rechter aan het slot van de zitting in kort geding een paar optimistische woorden. Volgens haar waren de strijdende audiovisuele partijen, enerzijds PAM voor Lira, Vevam, Norma en anderzijds Rodap voor de producenten, kabelaars en andere distributeurs, al vroeg in het jaar 2015 in hun onderhandelingen opmerkelijk dicht bij elkaar gekomen. Ze maakte niet de indruk dat alleen maar voor de schone schijn te zeggen. Ze meende het. En daar hoorde in de volle zaal met belanghebbenden menigeen van òp, want het had er vaak veel van weg dat partijen voor onoverbrugbare meningsverschillen stonden. Sombere vermoeidheid kenmerkte het gemoed van menig strijder, en zo’n positief geluid hadden we al maanden niet meer gehoord.

Het was toen al duidelijk dat zij geen vorderingen van Lira c.s. zou toewijzen. Daar was naar haar oordeel dit kort geding geen geëigende plek voor. Per slot van rekening zouden ook in het hoger beroep van de Lira-Rodap-procedure nog belangrijke uitspraken moeten worden gedaan en als voorzieningenrechter week zij op dit punt voor de bodemprocedure in hoger beroep.

Jammer. Maar met name haar in het vonnis van 17 februari 2016 opgenomen overwegingen gaven de burger – en vooral dus de makers van film en tv - moed. De risico’s van terugvordering van uitbetaalde vergoedingen werden daarin zodanig gereduceerd dat facturering bij betalingsplichtigen en uitbetaling aan rechthebbenden konden beginnen. Er kan dus geïnd, verdeeld en uitbetaald gaan worden.

In de grootste zaal van de Amsterdamse rechtbank waar een flink aantal scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs in januari 2016 de betogen volgde, probeerde Rodap het nog te doen vóórkomen alsof het enige probleem gelegen was in de afwezigheid van facturen. Maar dat was natuurlijk nogal misleidend. Het ging wezenlijk om de dreiging met terugvordering van uitbetaald geld als de rechthebbenden bij hun mening bleven dat niet alle rechten aan de producent overgedragen hoefden te worden. Als gevolg van die eis dreigden er voorwaardelijke betalingen te volgen. Maar aan voorwaardelijke betalingen hebben makers weer niets. Ontvangen gelden zouden dan altijd nog in rook op kunnen gaan.

De weg vooruit is het nakomen van het door partijen ondertekende Convenant van begin 2015 inclusief het doen van betalingen conform die overeenkomst. Dat was ook precies wat de drie cbo’s vorderden: nakoming van gemaakte afspraken. Eigenlijk heel simpel. En nu maar kijken of het werkt.

Lira kent twee hoofdgebieden waarop ze vanwege de schrijvers actief is: audiovisuele werken (dus film en tv) en geschriften (boeken, tijdschriften, kranten). Op beide terreinen vinden momenteel schermutselingen plaats die bepalend zijn voor hoe het auteursrecht in de naaste toekomst eindelijk ten gunste van auteurs uit zou kunnen gaan werken.

Het is een feit dat niet alleen auteurs, maar ook uitgevers het moeilijk hebben. Uitgevers worstelen met een dalende, wellicht langzaam opkrabbelende markt waarin boekverkopen soms ernstig tegenvallen. Maar ook krijgen ze het vaak ook moelijker omdat  Europese wetgeving bepalend wordt voor een deel van hun succes. Europese wetgeving, tot stand gebracht door het Europees Hof van Justitie in Luxemburg, is doordrenkt van auteursrechtelijke tradities uit diverse landen, tradities die zich thans via datzelfde Luxemburg ook in het gewone nationale auteursrecht doen gelden.

Neem het vrij recente arrest in de HP/Reprobel-zaak. De vraag speelde in België en luidde: hebben uitgevers in België een legale aanspraak op een deel van de reprorechtvergoeding? Bij onze zuiderburen geldt een in de Auteurswet vergrendelde wettelijke regeling die ook reprorechtgelden aan de uitgever toekent. De uitkomst van de door HP aangezwengelde procedure deed een schok door de Belgische uitgeverswereld gaan, want hun aanspraken op een aandeel in de reprorechtgelden dreigden als gevolg van die uitspraak zienderogen te verdwijnen.

Misschien is het wel correct om te stellen dat  Europees recht zodra de overheid door wetgeving aan het verbodsrecht van een auteur tornt, de auteur eerder ziet staan dan de uitgever. Bij wijze van voorbeeld: tegenover het wettelijk toegestane fotokopiëren van uitgegeven teksten kan de schrijver van die teksten eerder een beroep doen op een billijke vergoeding vanwege de overheid dan de uitgever.

Maar niet alleen reprorecht trekt de aandacht van het Hof, ook het leenrecht is voorwerp van onderzoek. Heel binnenkort reist  een groep van Nederlandse vertegenwoordigers van auteurs en uitgevers naar het Europees Hof van Justitie in Luxemburg om deel te nemen aan een hoorzitting over de vraag, door een Nederlandse rechter gesteld aan het Hof in Luxemburg, of de uitleen van e-boeken onder de beperkingen van het leenrecht valt. Vrij vertaald: is het openbare bibliotheken toegestaan e-boeken, net als papieren boeken, uit te lenen tegen een in de Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoedingen (StOL) bepaald tarief, ook al zou zich daartegen een auteur of uitgever verzetten?

Schermutselingen over wie bij wie in de bus naar Luxemburg zou mogen zitten, zijn al uitgebroken… :-)

KH